Break in dutch
Translation: break, Dictionary: english » dutch
Source language:
english
Target language:
dutch
Translations:
pauze, stilte, afbreken, verbreken, opening, scheuren, doorbreken, schenden, stukbreken, gaping, schorsing, bres, interruptie, breuk, onderbreking, rust, breken, vakantie
Related words
Other Languages
Related words: break
break up, spring break, the break, prison break, break down, break language dictionary dutch, break in dutch
Translations
- breadth in dutch - uitgestrektheid, baan, wijdte, breedte, ruimheid
- breadwinner in dutch - kostwinner, broodwinner, kostwinnersmodel, kostwinnaar, kostwinner van
- break-down in dutch - break, breken, te breken, doorbreken, verbreken
Random words
Break in dutch - Dictionary: english » dutch
Translations: pauze, stilte, afbreken, verbreken, opening, scheuren, doorbreken, schenden, stukbreken, gaping, schorsing, bres, interruptie, breuk, onderbreking, rust, breken, vakantie
Translations: pauze, stilte, afbreken, verbreken, opening, scheuren, doorbreken, schenden, stukbreken, gaping, schorsing, bres, interruptie, breuk, onderbreking, rust, breken, vakantie