Measure in dutch

Translation: measure, Dictionary: english » dutch

Source language:
english
Target language:
dutch
Translations:
maatregel, afmeten, criterium, meten, roeien, maat, mate, maatstaf, opnemen, uitmeten, norm, normaal, opmeten, grootte, afmeting, te meten, meet, meten van
Measure in dutch
Related words
Other Languages

Related words: measure

how to measure, measure for measure, measure tape, measure it, unit of measure, measure language dictionary dutch, measure in dutch

Translations

  • measurability in dutch - meetbaarheid, meetbaar, de meetbaarheid, meetbaar maken, meetbaarheid van
  • measurable in dutch - meetbaar, meetbare, zekere, meetbaar zijn, gemeten
  • measured in dutch - afgemeten, ceremonieel, plechtig
  • measureless in dutch - onmetelijk, onmetelijke, mateloze, onmeetbaar
Random words
Measure in dutch - Dictionary: english » dutch
Translations: maatregel, afmeten, criterium, meten, roeien, maat, mate, maatstaf, opnemen, uitmeten, norm, normaal, opmeten, grootte, afmeting, te meten, meet, meten van