Surpass in dutch

Translation: surpass, Dictionary: english » dutch

Source language:
english
Target language:
dutch
Translations:
uitblinken, overtroeven, uitmunten, overtreffen, omkomen, aangeven, overgaan, langsgaan, aanreiken, verlopen, passeren, doorbrengen, doorgeven, te overtreffen, overstijgen, overschrijden, overtreft
Surpass in dutch
Related words
Other Languages

Related words: surpass

to surpass, surpass definition, hilton surpass, surpass card, surpass define, surpass language dictionary dutch, surpass in dutch

Translations

  • surname in dutch - familienaam, van, achternaam
  • surnames in dutch - achternamen, familienamen, namen, met familienamen, voorkomende familienamen
  • surpassed in dutch - overtroffen, overtrof, overschreden, ingehaald
  • surpasses in dutch - overtreft, overstijgt, boven gaat, te boven gaat, te boven
Random words
Surpass in dutch - Dictionary: english » dutch
Translations: uitblinken, overtroeven, uitmunten, overtreffen, omkomen, aangeven, overgaan, langsgaan, aanreiken, verlopen, passeren, doorbrengen, doorgeven, te overtreffen, overstijgen, overschrijden, overtreft