Élever en néerlandais

Traduction: élever, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
afwerpen, grootbrengen, oprichten, behouden, aangroeien, aanhouden, ras, voeding, bebouwen, kweken, rooien, uitvoeren, begrip, telen, bevorderen, vermeerderen, verhogen, heffen, verheffen, opheffen, verhoging
Élever en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): élever

élever antonymes, élever bébé, élever chaton, élever des cailles, élever des chèvres, élever dictionnaire de langue néerlandais, élever en néerlandais

Traductions

  • élevai en néerlandais - hief, hieven, opgetild, verhief, ophief
  • élevant en néerlandais - verheffing, bijeenbrengen, verhoging, verhogen, opheffen
  • éleveur en néerlandais - amateur, dilettant, boer, landbouwer, landbouwers, bedrijfshoofd, boeren
  • élevez en néerlandais - heffen, opgraven, verhogen, ophogen, verheffen, lift, oprichten, ...
Mots aléatoires
Élever en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: afwerpen, grootbrengen, oprichten, behouden, aangroeien, aanhouden, ras, voeding, bebouwen, kweken, rooien, uitvoeren, begrip, telen, bevorderen, vermeerderen, verhogen, heffen, verheffen, opheffen, verhoging