Uppgift in het nederlands

Vertaling: uppgift, Woordenboek: zweeds » nederlands

Brontaal:
zweeds
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
taak, emplooi, klus, ambacht, arbeid, ambt, opdracht, voortbrengen, karwei, maken, beroep, werken, handwerk, kwestie, doelstelling, betrekking, opgave, taken, task
Uppgift in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • uppföra in het nederlands - fokken, construeren, opkweken, dresseren, aanleggen, optillen, bouwen, ...
  • uppförande in het nederlands - brengen, gedrag, mennen, wandel, geleiden, besturen, manieren, ...
  • upphetsning in het nederlands - agitatie, troebelen, verwarring, onrust, rusteloosheid, beroering, herrie, ...
  • upphov in het nederlands - oorsprong, afkomst, bron, wortel, aanslaan, intrede, bedenker, ...
Willekeurige woorden
Uppgift in het nederlands - Woordenboek: zweeds » nederlands
Vertalingen: taak, emplooi, klus, ambacht, arbeid, ambt, opdracht, voortbrengen, karwei, maken, beroep, werken, handwerk, kwestie, doelstelling, betrekking, opgave, taken, task