Aussprechen auf niederländisch
Übersetzung: aussprechen, Wörterbuch: deutsch » niederländisch
Eingangssprache:
deutsch
Zielsprache:
niederländisch
Übersetzungen:
zeggen, bestellen, uitspreken, gelasten, aanvoeren, verklaren, commanderen, verordenen, schikken, bevelen, aanvragen, regelen, uitdrukken, uiten, drukken, te drukken, te uiten
- Wie sagt man aussprechen auf niederländisch?
- Wie übersetzt man aussprechen ins niederländische?
- Aussprache von aussprechen (auf niederländisch)
- Was ist das niederländische Wort für aussprechen?
Verwandte Wörter
Andere Sprachen
Verwandte Wörter / Bedeutung: aussprechen
aussprechen antonyme, aussprechen auf albanisch, aussprechen auf türkisch, aussprechen bedeutung, aussprechen duden, aussprechen sprachwörterbuch niederländisch, aussprechen auf niederländisch
Übersetzungen
- aussprache auf niederländisch - uitspraak, uitspraak van, uitspraak te
- aussprachen auf niederländisch - geprononceerd, uitgesproken, uitgesproken als, spreek, spreek uit
- aussprechend auf niederländisch - uiten, Uitend, het uiten van, het uiten, uitspreken van
- aussprüche auf niederländisch - gezegden, uitspraken, spreuken, zeggen, het zeggen
Zufällige Wörter
Aussprechen auf niederländisch - Wörterbuch: deutsch » niederländisch
Übersetzungen: zeggen, bestellen, uitspreken, gelasten, aanvoeren, verklaren, commanderen, verordenen, schikken, bevelen, aanvragen, regelen, uitdrukken, uiten, drukken, te drukken, te uiten
Übersetzungen: zeggen, bestellen, uitspreken, gelasten, aanvoeren, verklaren, commanderen, verordenen, schikken, bevelen, aanvragen, regelen, uitdrukken, uiten, drukken, te drukken, te uiten