Belegen auf niederländisch
Übersetzung: belegen, Wörterbuch: deutsch » niederländisch
Eingangssprache:
deutsch
Zielsprache:
niederländisch
Übersetzungen:
usance, benutten, zetten, toepassing, doorvoeren, gewoonte, ambt, aandoen, opleggen, aanwending, honk, doelstelling, toepassen, functie, gebruik, gebruiken, bezetten, innemen, te bezetten, beslag nemen, delen en het
- Wie sagt man belegen auf niederländisch?
- Wie übersetzt man belegen ins niederländische?
- Aussprache von belegen (auf niederländisch)
- Was ist das niederländische Wort für belegen?
Verwandte Wörter
Andere Sprachen
Verwandte Wörter / Bedeutung: belegen
belegen antonyme, belegen auf albanisch, belegen auf türkisch, belegen bedeutung, belegen beuth, belegen sprachwörterbuch niederländisch, belegen auf niederländisch
Übersetzungen
- beleg auf niederländisch - akte, adstrueren, staven, bescheid, bedrijf, teken, schriftuur, ...
- belege auf niederländisch - bewijsmateriaal, bewijzen, bewijs, aanwijzingen, gegevens
- belegend auf niederländisch - bezetten, bezettende, het bezetten, het bezetten van, bezetten van
- belegnagel auf niederländisch - kegel, speld, naald, slip, misstap, uitglijden, slippen, ...
Zufällige Wörter
Belegen auf niederländisch - Wörterbuch: deutsch » niederländisch
Übersetzungen: usance, benutten, zetten, toepassing, doorvoeren, gewoonte, ambt, aandoen, opleggen, aanwending, honk, doelstelling, toepassen, functie, gebruik, gebruiken, bezetten, innemen, te bezetten, beslag nemen, delen en het
Übersetzungen: usance, benutten, zetten, toepassing, doorvoeren, gewoonte, ambt, aandoen, opleggen, aanwending, honk, doelstelling, toepassen, functie, gebruik, gebruiken, bezetten, innemen, te bezetten, beslag nemen, delen en het