Einmal auf niederländisch
Übersetzung: einmal, Wörterbuch: deutsch » niederländisch
Eingangssprache:
deutsch
Zielsprache:
niederländisch
Übersetzungen:
wanneer, voormalig, voorgaand, gewezen, eenmaal, vorig, eens, als, terwijl, ex-, toen, vroeger, op een dag, een dag, één dag, op zekere dag
- Wie sagt man einmal auf niederländisch?
- Wie übersetzt man einmal ins niederländische?
- Aussprache von einmal (auf niederländisch)
- Was ist das niederländische Wort für einmal?
Verwandte Wörter
Andere Sprachen
Verwandte Wörter / Bedeutung: einmal
auf einmal, cinderella, cro, einmal antonyme, einmal auf albanisch, einmal sprachwörterbuch niederländisch, einmal auf niederländisch
Übersetzungen
- einmachend auf niederländisch - Canning, inblikken, conservenindustrie, het inblikken, inblikkende
- einmaleins auf niederländisch - tafels van vermenigvuldiging, de tafels van vermenigvuldiging, vermenigvuldigen van de maalstafels, tafels van, tafels van vermenigvuldiging te
- einmalig auf niederländisch - single, enkel, enkele, één, enkelvoudige
Zufällige Wörter
Einmal auf niederländisch - Wörterbuch: deutsch » niederländisch
Übersetzungen: wanneer, voormalig, voorgaand, gewezen, eenmaal, vorig, eens, als, terwijl, ex-, toen, vroeger, op een dag, een dag, één dag, op zekere dag
Übersetzungen: wanneer, voormalig, voorgaand, gewezen, eenmaal, vorig, eens, als, terwijl, ex-, toen, vroeger, op een dag, een dag, één dag, op zekere dag