Householders in dutch
Translation: householders, Dictionary: english » dutch
Source language:
english
Target language:
dutch
Translations:
gezinshoofden, huishoudens, huiseigenaren, huishouders, huisbewoners
Other Languages
Related words: householders
householders language dictionary dutch, householders in dutch
Translations
- household in dutch - gezin, huishouding, huishouden
- householder in dutch - gezinshoofd, huishouder, huizes, huisvader, des huizes
- households in dutch - huishoudens, gezinnen, de huishoudens, de gezinnen, van huishoudens
- housekeeper in dutch - huishoudster
Random words
Householders in dutch - Dictionary: english » dutch
Translations: gezinshoofden, huishoudens, huiseigenaren, huishouders, huisbewoners
Translations: gezinshoofden, huishoudens, huiseigenaren, huishouders, huisbewoners