Temporada en holandés
traducción: temporada, diccionario: español » holandés
lenguaje fuente:
español
lengua objetivo:
holandés
Traducciones:
aantrekkelijkheid, aanpassen, spellen, kruiden, jaargetijde, betovering, afstemmen, aanbrengen, monteren, seizoen, adapteren, tijd, poos, het seizoen, hoog, geëindigd seizoen, van het seizoen
Palabras relacionadas
otros Idiomas
Palabras relacionadas: temporada
temporada 4 juego de tronos, temporada 6 el mentalista, temporada 3 juego de tronos, temporada 5 the walking dead, temporada 8 la que se avecina, temporada diccionario de idioma holandés, temporada en holandés
Traducciones
- temple en holandés - temperen, stalen, stemming, harden, temperatuur, sfeer, gemoedsgesteldheid, ...
- templo en holandés - tempel, synagoge, godshuis, slaap, bedehuis, Temple, tempel van, ...
- temporal en holandés - tijdelijk, voorlopig, temporele, tijdelijke, tijd, temporale
- temporalmente en holandés - tijdelijk, tijdelijke, tijdelijk te, voorlopig, tijdelijk niet
palabras al azar
Temporada en holandés - diccionario: español » holandés
Traducciones: aantrekkelijkheid, aanpassen, spellen, kruiden, jaargetijde, betovering, afstemmen, aanbrengen, monteren, seizoen, adapteren, tijd, poos, het seizoen, hoog, geëindigd seizoen, van het seizoen
Traducciones: aantrekkelijkheid, aanpassen, spellen, kruiden, jaargetijde, betovering, afstemmen, aanbrengen, monteren, seizoen, adapteren, tijd, poos, het seizoen, hoog, geëindigd seizoen, van het seizoen