Ébrancher en néerlandais
Traduction: ébrancher, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
opbrengst, oogst, gewas, hakbijl, korten, inkrimpen, pier, dok, bijl, verkorten, snoeien, het snoeien, snoeien van, het snoeien van, afzagen van takken
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): ébrancher
cisaille à ébrancher, débrancher synonyme, scie à ébrancher, sécateur à ébrancher, ébrancher antonymes, ébrancher dictionnaire de langue néerlandais, ébrancher en néerlandais
Traductions
- ébouriffer en néerlandais - verfomfaaien, opzetten, beetnemen, ragebol, rechtop zetten, warklomp, tousle, ...
- ébouriffé en néerlandais - warrige, warrelig, verwarde, warrig, verfomfaaide
- ébranlement en néerlandais - schorsing, aardschok, interruptie, aardbeving, woeling, onderbreking, agitatie, ...
- ébranler en néerlandais - opruien, opstoken, steen, schokken, balanceren, rotsblok, rots, ...
Mots aléatoires
Ébrancher en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: opbrengst, oogst, gewas, hakbijl, korten, inkrimpen, pier, dok, bijl, verkorten, snoeien, het snoeien, snoeien van, het snoeien van, afzagen van takken
Traductions: opbrengst, oogst, gewas, hakbijl, korten, inkrimpen, pier, dok, bijl, verkorten, snoeien, het snoeien, snoeien van, het snoeien van, afzagen van takken