Économie en néerlandais
Traduction: économie, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
landbouwbedrijf, oprichten, grootbrengen, tillen, fokken, besparing, opkweken, akkerbouw, agronomie, agricultuur, agrarisch, zuinigheid, economie, volkshuishoudkunde, spaarzaamheid, beuren, economische, economie van, de economie
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): économie
définition économie, economie, le figaro économie, licence économie, licence économie gestion, économie dictionnaire de langue néerlandais, économie en néerlandais
Traductions
- économat en néerlandais - rentmeesterschap, stewardship, beheer, het rentmeesterschap
- économe en néerlandais - controleur, spaarzaam, supervisor, bewaker, directeur, economisch, opzichter, ...
- économies en néerlandais - spaargeld, besparingen, besparing, spaargelden, besparen
- économique en néerlandais - economisch, landbouwbedrijf, oprichten, opvoeden, fokken, agrarisch, grootbrengen, ...
Mots aléatoires
Économie en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: landbouwbedrijf, oprichten, grootbrengen, tillen, fokken, besparing, opkweken, akkerbouw, agronomie, agricultuur, agrarisch, zuinigheid, economie, volkshuishoudkunde, spaarzaamheid, beuren, economische, economie van, de economie
Traductions: landbouwbedrijf, oprichten, grootbrengen, tillen, fokken, besparing, opkweken, akkerbouw, agronomie, agricultuur, agrarisch, zuinigheid, economie, volkshuishoudkunde, spaarzaamheid, beuren, economische, economie van, de economie