Écourter en néerlandais
Traduction: écourter, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
verlagen, korten, afkorten, herleiden, afzetten, begrenzen, verminderen, kort, kortstondig, knippen, garneren, bekorten, inkrimpen, beslaan, bruusk, reduceren, verkorten, inkorten, te verkorten, te korten
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): écourter
ecourter son congé maternité, écarter synonyme, écourter antonymes, écourter congé maternité, écourter congé parental, écourter dictionnaire de langue néerlandais, écourter en néerlandais
Traductions
- écoulement en néerlandais - afwatering, afkondiging, uitgang, openbaarmaking, uitgifte, bevinding, stromen, ...
- écouler en néerlandais - verkopen, langsgaan, verlopen, passeren, verkoop, wegdoen, verhandelen, ...
- écouta en néerlandais - luisterde, geluisterd, luisterden, beluisterd, luisteren
- écoutai en néerlandais - luisterde, geluisterd, luisterden, beluisterd, luisteren
Mots aléatoires
Écourter en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: verlagen, korten, afkorten, herleiden, afzetten, begrenzen, verminderen, kort, kortstondig, knippen, garneren, bekorten, inkrimpen, beslaan, bruusk, reduceren, verkorten, inkorten, te verkorten, te korten
Traductions: verlagen, korten, afkorten, herleiden, afzetten, begrenzen, verminderen, kort, kortstondig, knippen, garneren, bekorten, inkrimpen, beslaan, bruusk, reduceren, verkorten, inkorten, te verkorten, te korten