Épauler en néerlandais
Traduction: épauler, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
stut, voeding, achteruit, schoren, uithouden, ondersteuning, terug, keerzijde, volhouden, drager, stutten, wervelkolom, schragen, spin, leven, steun, helpen, help, te helpen, hulp, helpen bij
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): épauler
épauler antonymes, épauler conjugaison, épauler en anglais, épauler grammaire, épauler mots croisés, épauler dictionnaire de langue néerlandais, épauler en néerlandais
Traductions
- épaule en néerlandais - passerbeen, arm, bewapenen, afdeling, wapen, tak, aftakking, ...
- épaulement en néerlandais - schouder, de schouder, schouders, schoudertas, shoulder
- épaulette en néerlandais - riem, epaulet, schouderbedekking
- épave en néerlandais - wrak, schipbreuk, onbeheerd, verlaten, onachtzaam, puin, nalatig, ...
Mots aléatoires
Épauler en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: stut, voeding, achteruit, schoren, uithouden, ondersteuning, terug, keerzijde, volhouden, drager, stutten, wervelkolom, schragen, spin, leven, steun, helpen, help, te helpen, hulp, helpen bij
Traductions: stut, voeding, achteruit, schoren, uithouden, ondersteuning, terug, keerzijde, volhouden, drager, stutten, wervelkolom, schragen, spin, leven, steun, helpen, help, te helpen, hulp, helpen bij