Accouplés en néerlandais

Traduction: accouplés, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
gepaard, gekoppeld, gekoppelde, combinatie, in combinatie
Accouplés en néerlandais
Autres langues

Mots associés / Définition (def): accouplés

accouplés antonymes, accouplés grammaire, accouplés marka, accouplés marka paroles, accouplés mots croisés, accouplés dictionnaire de langue néerlandais, accouplés en néerlandais

Traductions

  • accouplée en néerlandais - gepaard, gekoppeld, gekoppelde, combinatie, in combinatie
  • accouplées en néerlandais - paarde, gedekt, gekoppeld, gekruist, gepaard
  • accourcir en néerlandais - bekorten, verkorten, inkrimpen, inkorten, afkorten, te verkorten, te korten
  • accourcissement en néerlandais - verkorting, afkorting, verkorten, bakvet, inkorten, inkorting
Mots aléatoires
Accouplés en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: gepaard, gekoppeld, gekoppelde, combinatie, in combinatie