Affleurer en néerlandais
Traduction: affleurer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
graad, evenwicht, even, effen, slap, aanleggen, egaliseren, vlak, hoogte, niveau, symmetrie, balans, étage, etage, goedmaken, plan, aardlaag, dagzoom, ontsluiting, uitloper, rots
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): affleurer
affleurer antonymes, affleurer chant pvc, affleurer conjugaison, affleurer définition, affleurer effleurer, affleurer dictionnaire de langue néerlandais, affleurer en néerlandais
Traductions
- affleure en néerlandais - doorspoelen, gelijk, vlak, blos, flush
- affleurent en néerlandais - status, aanleggen, étage, eender, rang, etappe, trap, ...
- affleurez en néerlandais - slap, stand, peil, etappe, verdieping, graad, gelijk, ...
- affleurons en néerlandais - etappe, eender, effen, egaal, aanleggen, peil, hoogte, ...
Mots aléatoires
Affleurer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: graad, evenwicht, even, effen, slap, aanleggen, egaliseren, vlak, hoogte, niveau, symmetrie, balans, étage, etage, goedmaken, plan, aardlaag, dagzoom, ontsluiting, uitloper, rots
Traductions: graad, evenwicht, even, effen, slap, aanleggen, egaliseren, vlak, hoogte, niveau, symmetrie, balans, étage, etage, goedmaken, plan, aardlaag, dagzoom, ontsluiting, uitloper, rots