Affronter en néerlandais - Traduction / Dictionnaire français

Traduction: affronter, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:

français

Langue d'arrivée:

néerlandais

Traductions:

aanzien, vermetelheid, air, kijk, toet, gelaat, aangezicht, lef, aanblik, stoutheid, gedurfdheid, grijns, durf, uitzicht, gezicht, het gezicht, gezicht van

Mots associés

aanzien en français

vermetelheid en français

aangezicht en français

lef en français

aanblik en français

stoutheid en français

gedurfdheid en français

Autres langues

Mots associés / Définition (def): affronter

affronter antonymes, affronter conjugaison, affronter en anglais, affronter en espagnol, affronter grammaire, affronter dictionnaire de langue néerlandais, affronter en néerlandais

Traductions

affronte en néerlandais - gezichten, gezicht, vlakken, aangezichten, zijden
affrontent en néerlandais - botsing, botsen, conflict, duel, clash
affrontez en néerlandais - gevecht, strijd, veldslag, slag, de strijd
affrontons en néerlandais - zijn, bent, is, worden, hebben

Mots aléatoires

construisant en anglais

Affronter en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: aanzien, vermetelheid, air, kijk, toet, gelaat, aangezicht, lef, aanblik, stoutheid, gedurfdheid, grijns, durf, uitzicht, gezicht, het gezicht, gezicht van