Allécher en néerlandais

Traduction: allécher, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
toelachen, beschrijven, verlokken, aas, trekking, lokaas, tappen, aftekenen, aanhalen, aantrekken, rukken, trekken, verleiden, weglokken, bekoren, lokken, te verleiden, te lokken, nodigen
Allécher en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): allécher

allécher antonymes, allécher conjugaison, allécher def, allécher grammaire, allécher le chaland, allécher dictionnaire de langue néerlandais, allécher en néerlandais

Traductions

  • alléchant en néerlandais - aantrekken, lekker, toelachen, aantrekkelijk, bekoren, aanlokkelijk, aanlokken, ...
Mots aléatoires
Allécher en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: toelachen, beschrijven, verlokken, aas, trekking, lokaas, tappen, aftekenen, aanhalen, aantrekken, rukken, trekken, verleiden, weglokken, bekoren, lokken, te verleiden, te lokken, nodigen