Ascenseur en néerlandais
Traduction: ascenseur, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
verhogen, ophalen, optillen, ophogen, opslaan, dresseren, hijsen, ophijsen, opgraven, beuren, rooien, fokken, lift, heffen, verheffen, oprichten, de lift, elevator, een lift
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): ascenseur
17 sans ascenseur, 17eme sans ascenseur, ascenceur, ascenseur antonymes, ascenseur de santa justa, ascenseur dictionnaire de langue néerlandais, ascenseur en néerlandais
Traductions
- ascendant en néerlandais - beïnvloeden, omhoog, gevolg, uitslag, besturen, inwerking, regelen, ...
- ascendants en néerlandais - bloedverwanten in opgaande lijn, ascendenten, bloedverwanten in opgaande, opgaande
- ascension en néerlandais - klauteren, montage, stijging, vordering, opstand, zetting, bevordering, ...
- ascensionniste en néerlandais - bergbeklimmer, alpinist, klimmer, climber, De klimmer, klimmer van, De klimmer van
Mots aléatoires
Ascenseur en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: verhogen, ophalen, optillen, ophogen, opslaan, dresseren, hijsen, ophijsen, opgraven, beuren, rooien, fokken, lift, heffen, verheffen, oprichten, de lift, elevator, een lift
Traductions: verhogen, ophalen, optillen, ophogen, opslaan, dresseren, hijsen, ophijsen, opgraven, beuren, rooien, fokken, lift, heffen, verheffen, oprichten, de lift, elevator, een lift