Automédon en néerlandais - Traduction / Dictionnaire français

automédon 2013, automédon 2014, automédon antonymes, automédon def, automédon dictionnaire, automédon dictionnaire de langue néerlandais, automédon en néerlandais

Traductions

automobiliste en néerlandais - chauffeur, bestuurder, conducteur, automobilist, automobilisten, autobestuurder, motorist, ...
automédication en néerlandais - zelfmedicatie, zelfzorggeneesmiddelen, voor zelfmedicatie, van zelfmedicatie
autonome en néerlandais - verlossen, afhelpen, oppermachtig, loslaten, onafhankelijk, vrij, beheerser, ...
autonomie en néerlandais - vrijheid, zelfbestuur, vlotheid, onafhankelijkheid, autarchie, zelfvoorziening, vrijdom, ...

Mots aléatoires

Automédon en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: doorroeren, conducteur, roeren, chauffeur, geselen, bestuurder, omroeren, zweep, Automedon