Autonomie en néerlandais
Traduction: autonomie, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
vrijheid, zelfbestuur, vlotheid, onafhankelijkheid, autarchie, zelfvoorziening, vrijdom, autonomie, zelfstandigheid, de autonomie, autonomie van, autonoom
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): autonomie
autonomie antonymes, autonomie autolib, autonomie batterie, autonomie batterie iphone, autonomie ce1, autonomie dictionnaire de langue néerlandais, autonomie en néerlandais
Traductions
- automédon en néerlandais - doorroeren, conducteur, roeren, chauffeur, geselen, bestuurder, omroeren, ...
- autonome en néerlandais - verlossen, afhelpen, oppermachtig, loslaten, onafhankelijk, vrij, beheerser, ...
- autoportrait en néerlandais - zelfportret, zelfportret maken, zelfportretten, zelfportret van
- autopropulsé en néerlandais - zelfvoortstuwend, Zelfrijder, eigen aandrijving, zelfrijdend, met eigen aandrijving
Mots aléatoires
Autonomie en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: vrijheid, zelfbestuur, vlotheid, onafhankelijkheid, autarchie, zelfvoorziening, vrijdom, autonomie, zelfstandigheid, de autonomie, autonomie van, autonoom
Traductions: vrijheid, zelfbestuur, vlotheid, onafhankelijkheid, autarchie, zelfvoorziening, vrijdom, autonomie, zelfstandigheid, de autonomie, autonomie van, autonoom