Bâclent en néerlandais
Traduction: bâclent, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
verzekerd, beschutten, bepalen, waarborgen, vaststellen, beveiligen, bevestigen, vast, vastmaken, fixeren, verzekeren, beunhazen, modderen, botch, prutswerk, verknoeien
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): bâclent
bâclent antonymes, bâclent grammaire, bâclent mots croisés, bâclent signification, bâclent synonyme, bâclent dictionnaire de langue néerlandais, bâclent en néerlandais
Traductions
- bâclant en néerlandais - het nemen van, nemen van, nemen, rekening, het nemen
- bâcle en néerlandais - grendelen, bliksem, afgrendelen, Botches, Botches de
- bâcler en néerlandais - waarborgen, vast, scheidsmuur, verzekeren, knoeien, klontje, belemmeren, ...
- bâclez en néerlandais - verzekerd, fixeren, beveiligen, bepalen, verzekeren, vaststellen, beschutten, ...
Mots aléatoires
Bâclent en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: verzekerd, beschutten, bepalen, waarborgen, vaststellen, beveiligen, bevestigen, vast, vastmaken, fixeren, verzekeren, beunhazen, modderen, botch, prutswerk, verknoeien
Traductions: verzekerd, beschutten, bepalen, waarborgen, vaststellen, beveiligen, bevestigen, vast, vastmaken, fixeren, verzekeren, beunhazen, modderen, botch, prutswerk, verknoeien