Biscuit en néerlandais
Traduction: biscuit, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
koek, biscuit, taart, koekje, cake, koekjes, kaakje, koekje van
Autres langues
Mots associés / Définition (def): biscuit
biscuit anglais, biscuit antonymes, biscuit au chocolat, biscuit bijou, biscuit chocolat, biscuit dictionnaire de langue néerlandais, biscuit en néerlandais
Traductions
- biscornu en néerlandais - rum, de Rum, de Rum van, agricole
- biscotte en néerlandais - biscuit, koekje, beschuit, Rusk, beschuit van, De Beschuit, De Beschuit van
- bise en néerlandais - kussen, zoenen, zoen, noorden, kus, noord, kiss, ...
- biseau en néerlandais - helling, taaltje, jargon, schuin, afschuining, schuine, bevel, ...
Mots aléatoires
Biscuit en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: koek, biscuit, taart, koekje, cake, koekjes, kaakje, koekje van
Traductions: koek, biscuit, taart, koekje, cake, koekjes, kaakje, koekje van