Brèche en néerlandais
Traduction: brèche, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
stilte, afbreken, kloof, verbreken, gaping, schenden, doorbreken, rust, stukbreken, breuk, interruptie, opening, scheuren, verbreking, bres, schorsing, inbreuk, schending, overtreding
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): brèche
battre en brèche, brèche antonymes, brèche d'alep, brèche de faille, brèche de la somme, brèche dictionnaire de langue néerlandais, brèche en néerlandais
Traductions
- bruyant en néerlandais - stemhebbend, woesteling, rumoerig, opzichtig, luidruchtig, lawaaierig, schel, ...
- bruyère en néerlandais - heide, bezem, heideveld, dopheide, veger, dophei, heather, ...
- brème en néerlandais - brasem, zeebrasem, goudbrasem, bream, brasems
- brève en néerlandais - kort, kortstondig, korte, het kort, beknopte
Mots aléatoires
Brèche en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: stilte, afbreken, kloof, verbreken, gaping, schenden, doorbreken, rust, stukbreken, breuk, interruptie, opening, scheuren, verbreking, bres, schorsing, inbreuk, schending, overtreding
Traductions: stilte, afbreken, kloof, verbreken, gaping, schenden, doorbreken, rust, stukbreken, breuk, interruptie, opening, scheuren, verbreking, bres, schorsing, inbreuk, schending, overtreding