Conjoncture en néerlandais
Traduction: conjoncture, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
gelegenheid, gebeurtenis, aanleiding, samenloop, conjunctuur, conjunctuurnota, conjuncturele, de conjunctuur
Autres langues
Mots associés / Définition (def): conjoncture
conjecture, conjoncture actuelle, conjoncture antonymes, conjoncture batiment 2014, conjoncture conjecture, conjoncture dictionnaire de langue néerlandais, conjoncture en néerlandais
Traductions
- conjonctive en néerlandais - bindvlies, conjunctiva, het bindvlies, oogbindvlies, de conjunctiva
- conjonctivite en néerlandais - conjunctivitis, bindvliesontsteking
- conjugaison en néerlandais - vervoeging, conjugatie, Vervoegingen, conjugation, de conjugatie
- conjugal en néerlandais - getrouwd, gehuwd, echtelijk, echtelijke, huwelijksdaad, de echtelijke, huwelijkse
Mots aléatoires
Conjoncture en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: gelegenheid, gebeurtenis, aanleiding, samenloop, conjunctuur, conjunctuurnota, conjuncturele, de conjunctuur
Traductions: gelegenheid, gebeurtenis, aanleiding, samenloop, conjunctuur, conjunctuurnota, conjuncturele, de conjunctuur