Constructeur en néerlandais
Traduction: constructeur, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
architect, bouwondernemer, aannemer, bouwmeester, bouwer, builder, bouwer van
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): constructeur
constructeur antonymes, constructeur automobile, constructeur automobile en p, constructeur bois, constructeur de maison, constructeur dictionnaire de langue néerlandais, constructeur en néerlandais
Traductions
- constitués en néerlandais - gemaakt, maakte, gemaakte, gedaan, maakten
- constriction en néerlandais - samentrekking, vernauwing, beklemming, insnoering, constrictie
- constructif en néerlandais - constructief, opbouwend, constructieve, opbouwende, feitelijke
- construction en néerlandais - toonbeeld, bouw, voorbeeld, textiel, bewerking, mal, erectie, ...
Mots aléatoires
Constructeur en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: architect, bouwondernemer, aannemer, bouwmeester, bouwer, builder, bouwer van
Traductions: architect, bouwondernemer, aannemer, bouwmeester, bouwer, builder, bouwer van