Délègue en néerlandais
Traduction: délègue, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
afgevaardigden, gedelegeerden, delegeert, deelnemers, personen
Autres langues
Mots associés / Définition (def): délègue
délègue antonymes, délègue de classe, délègue du procureur, délègue grammaire, délègue hospitalier, délègue dictionnaire de langue néerlandais, délègue en néerlandais
Traductions
- déluge en néerlandais - overstroming, watervloed, vloed, inunderen, zondvloed, overstromen, stortbad, ...
- déluré en néerlandais - snoezig, aardig, listig, doortrapt, gewiekst, schalks, schattig, ...
- délèguent en néerlandais - delegeren, afvaardigen, gedeputeerde, afgevaardigde, gedelegeerde, gemachtigde, afgevaardigde van
- délégation en néerlandais - boodschap, commissie, afvaardiging, mandaat, delegatie, opdracht, machtiging, ...
Mots aléatoires
Délègue en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: afgevaardigden, gedelegeerden, delegeert, deelnemers, personen
Traductions: afgevaardigden, gedelegeerden, delegeert, deelnemers, personen