Déléguez en néerlandais
Traduction: déléguez, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
afvaardigen, delegeren, afgevaardigde, gedeputeerde, gedelegeerde, gemachtigde, afgevaardigde van
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): déléguez
déléguez antonymes, déléguez en toute sérénité, déléguez grammaire, déléguez mots croisés, déléguez signification, déléguez dictionnaire de langue néerlandais, déléguez en néerlandais
Traductions
- déléguant en néerlandais - delegeren, het delegeren, delegeren van, het delegeren van, delegerende
- déléguer en néerlandais - aanreiken, opzenden, passeren, aanbrengen, omkomen, overgaan, opsturen, ...
- déléguons en néerlandais - delegeren, afvaardigen, gedeputeerde, afgevaardigde, gedelegeerde, gemachtigde, afgevaardigde van
Mots aléatoires
Déléguez en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: afvaardigen, delegeren, afgevaardigde, gedeputeerde, gedelegeerde, gemachtigde, afgevaardigde van
Traductions: afvaardigen, delegeren, afgevaardigde, gedeputeerde, gedelegeerde, gemachtigde, afgevaardigde van