Départir en néerlandais
Traduction: départir, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
doorklieven, deling, sauzen, bijdrage, beschouwen, afzonderlijk, afscheiden, rondleiden, scheuren, mennen, voeren, legerafdeling, divisie, part, splitsen, afbreken, ontnemen, af te stoten, stoten, afstoten, te verkopen
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): départir
départir antonyme, départir antonymes, départir conjugaison, départir conjuguer, départir de, départir dictionnaire de langue néerlandais, départir en néerlandais
Traductions
- départie en néerlandais - afgestoten, gedesinvesteerd, verkocht, stoten, ontdaan
- départies en néerlandais - afgestoten, gedesinvesteerd, verkocht, stoten, ontdaan
- départons en néerlandais - rondgeven, doorsmeren, verspreiden, verbreiden, uitspreiden, besmeren, uitdelen, ...
Mots aléatoires
Départir en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: doorklieven, deling, sauzen, bijdrage, beschouwen, afzonderlijk, afscheiden, rondleiden, scheuren, mennen, voeren, legerafdeling, divisie, part, splitsen, afbreken, ontnemen, af te stoten, stoten, afstoten, te verkopen
Traductions: doorklieven, deling, sauzen, bijdrage, beschouwen, afzonderlijk, afscheiden, rondleiden, scheuren, mennen, voeren, legerafdeling, divisie, part, splitsen, afbreken, ontnemen, af te stoten, stoten, afstoten, te verkopen