Différer en néerlandais
Traduction: différer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
afgelasten, vertraging, verlating, aanhouden, opschorting, oponthoud, schorsen, opschorten, verlet, verschuiven, ontbinden, uitstellen, verdagen, verdaging, uitstel, vertragen, verschillen, afwijken, verschilt, verschillend, anders
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): différer
différer antonymes, différer conjugaison, différer de, différer définition, différer en anglais, différer dictionnaire de langue néerlandais, différer en néerlandais
Traductions
- différentielle en néerlandais - differentiaal, differentieel, differentieel is, differentiële, verschil
- différentier en néerlandais - onderscheiden, onderscheid maken, onderscheid, differentiëren, te onderscheiden
- différez en néerlandais - uitstellen, uit te stellen, stellen, te stellen, schorten
- différons en néerlandais - uitstellen, verschillen, afwijken, verschilt, verschillend, anders
Mots aléatoires
Différer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: afgelasten, vertraging, verlating, aanhouden, opschorting, oponthoud, schorsen, opschorten, verlet, verschuiven, ontbinden, uitstellen, verdagen, verdaging, uitstel, vertragen, verschillen, afwijken, verschilt, verschillend, anders
Traductions: afgelasten, vertraging, verlating, aanhouden, opschorting, oponthoud, schorsen, opschorten, verlet, verschuiven, ontbinden, uitstellen, verdagen, verdaging, uitstel, vertragen, verschillen, afwijken, verschilt, verschillend, anders