Gâter en néerlandais
Traduction: gâter, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
toeloop, verwonding, aandrang, verrotten, kwetsuur, sparen, letsel, verpletteren, ontzien, drinkgelag, vernietigen, brassen, afbreuk, gebrek, orgie, boemelen, bederven, verwennen, te verwennen, verpesten, verwen
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): gâter
gâter antonymes, gâter conjugaison, gâter en allemand, gâter en anglais, gâter en espagnol, gâter dictionnaire de langue néerlandais, gâter en néerlandais
Traductions
- gâchis en néerlandais - war, brij, metselkalk, pap, rotzooi, verklungelen, verwarring, ...
- gâteau en néerlandais - taart, snol, pastei, koek, zuur, cake, gebak, ...
- gâteux en néerlandais - gek, naar, krankzinnig, uitzinnig, waanzinnig, dolzinnig, stapel, ...
- gâtisme en néerlandais - kindsheid, dotage, dementie had, kinds, verzotheid
Mots aléatoires
Gâter en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: toeloop, verwonding, aandrang, verrotten, kwetsuur, sparen, letsel, verpletteren, ontzien, drinkgelag, vernietigen, brassen, afbreuk, gebrek, orgie, boemelen, bederven, verwennen, te verwennen, verpesten, verwen
Traductions: toeloop, verwonding, aandrang, verrotten, kwetsuur, sparen, letsel, verpletteren, ontzien, drinkgelag, vernietigen, brassen, afbreuk, gebrek, orgie, boemelen, bederven, verwennen, te verwennen, verpesten, verwen