Gars en néerlandais
Traduction: gars, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
jongere, knaap, jeugd, knul, kind, vijzel, jong, jongeheer, krik, jongen, zoon, jeugdigheid, borst, dommekracht, jongeling, vent, kerel, man, guy
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): gars
beau gars, debout les gars, gars 06, gars 66, gars antonymes, gars dictionnaire de langue néerlandais, gars en néerlandais
Traductions
- garrot en néerlandais - worgtoestel, wurgsnoer, worgkoord, worgen, wurging
- garçon en néerlandais - vent, min, maat, karig, sujet, jongeheer, knul, ...
- garçonnier en néerlandais - jongensachtig, jongensachtige, boyish, jongens-
Mots aléatoires
Gars en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: jongere, knaap, jeugd, knul, kind, vijzel, jong, jongeheer, krik, jongen, zoon, jeugdigheid, borst, dommekracht, jongeling, vent, kerel, man, guy
Traductions: jongere, knaap, jeugd, knul, kind, vijzel, jong, jongeheer, krik, jongen, zoon, jeugdigheid, borst, dommekracht, jongeling, vent, kerel, man, guy