Hospitalité en néerlandais
Traduction: hospitalité, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
gastvrijheid, hospitality, horeca, de gastvrijheid
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): hospitalité
définition hospitalité, hospitalité antonymes, hospitalité bordelaise, hospitalité de lourdes, hospitalité en anglais, hospitalité dictionnaire de langue néerlandais, hospitalité en néerlandais
Traductions
- hospitalisation en néerlandais - ziekenhuisopname, hospitalisatie, hospitalisatieverzekering, ziekenhuis, ziekenhuisopnames
- hospitaliser en néerlandais - hospitaliseren, hospitalize, het ziekenhuis opnemen, ziekenhuis opnemen, te hospitaliseren
- hostie en néerlandais - wafeltje, herbergier, gastheer, logementhouder, waard, ontvangende, ontvangst, ...
- hostile en néerlandais - vijand, vijandig, vijandelijk, vijandige, vijandelijke, vijandig tegenover
Mots aléatoires
Hospitalité en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: gastvrijheid, hospitality, horeca, de gastvrijheid
Traductions: gastvrijheid, hospitality, horeca, de gastvrijheid