Implanter en néerlandais
Traduction: implanter, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
binnenleiden, indienen, introduceren, plant, leggen, oprichten, vestigen, gronden, zin, funderen, grondvesten, spelen, inrichten, baseren, poten, aanspannen, implantaat, implant, implantatie, implantaten, het implantaat
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): implanter
implanter antonymes, implanter en anglais, implanter en espagnol, implanter grammaire, implanter mots croisés, implanter dictionnaire de langue néerlandais, implanter en néerlandais
Traductions
- implante en néerlandais - implantaten, implants, implantaat, implantaten te
- implantent en néerlandais - implantaat, implant, implantatie, implantaten, het implantaat
- implantez en néerlandais - staking, uitzetten, afbakenen, stuiken
- implantons en néerlandais - zijn, bent, is, worden, hebben
Mots aléatoires
Implanter en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: binnenleiden, indienen, introduceren, plant, leggen, oprichten, vestigen, gronden, zin, funderen, grondvesten, spelen, inrichten, baseren, poten, aanspannen, implantaat, implant, implantatie, implantaten, het implantaat
Traductions: binnenleiden, indienen, introduceren, plant, leggen, oprichten, vestigen, gronden, zin, funderen, grondvesten, spelen, inrichten, baseren, poten, aanspannen, implantaat, implant, implantatie, implantaten, het implantaat