Installateur en néerlandais - Traduction / Dictionnaire français

Traduction: installateur, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:

français

Langue d'arrivée:

néerlandais

Traductions:

monteur, bankwerker, fitter

Autres langues

Mots associés / Définition (def): installateur

cap installateur sanitaire, gpl, installateur alarme, installateur antenne, installateur antonymes, installateur dictionnaire de langue néerlandais, installateur en néerlandais

Traductions

installai en néerlandais - verrekend, gevestigd, geregeld, afgewikkeld, beslecht
installant en néerlandais - installeren, het installeren, installatie, inbouwen, aanbrengen
installation en néerlandais - fatsoenlijk, apparaat, hulpmiddelen, inrichting, behoorlijk, omtrek, maatregel, ...
installations en néerlandais - voorzieningen, faciliteiten, voorzieningen zijn, outillage, Hotelvoorzieningen

Mots aléatoires