Maître en néerlandais
Traduction: maître, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
meester, soeverein, één, adept, genius, oorspronkelijk, bekwaam, opperhoofd, handig, majoor, aanvoerder, potentaat, voorvechter, lord, aas, rector, kapitein, master, grote
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): maître
bella maître gims, le maître, maitre, maître antonymes, maître avocat, maître dictionnaire de langue néerlandais, maître en néerlandais
Traductions
- maçonner en néerlandais - laten, vrijmetselaar, treffen, uitbrengen, bedrijven, aanleggen, opleveren, ...
- maçonnerie en néerlandais - rotsachtig, metselwerk, gemetselde
- maîtresse en néerlandais - minnares, minnaar, vriend, geliefde, vriendin, vrijster, bazin, ...
- maîtrisait en néerlandais - gemasterd, knie, de knie, onder de knie, beheerst
Mots aléatoires
Maître en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: meester, soeverein, één, adept, genius, oorspronkelijk, bekwaam, opperhoofd, handig, majoor, aanvoerder, potentaat, voorvechter, lord, aas, rector, kapitein, master, grote
Traductions: meester, soeverein, één, adept, genius, oorspronkelijk, bekwaam, opperhoofd, handig, majoor, aanvoerder, potentaat, voorvechter, lord, aas, rector, kapitein, master, grote