Marchander en néerlandais
Traduction: marchander, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
bedenken, brengen, overvloed, geleiden, dirigeren, administreren, overeenkomst, overwegen, achten, besturen, marchanderen, uitdelen, circulatie, ronddelen, beheren, mennen, afdingen, knibbelen, onderhandelen, te onderhandelen
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): marchander
marchander a marrakech, marchander anglais, marchander antonymes, marchander au maroc, marchander avec orange, marchander dictionnaire de langue néerlandais, marchander en néerlandais
Traductions
- marchand en néerlandais - koper, afnemer, klant, wederverkoper, kruidenier, neringdoende, zakenman, ...
- marchandage en néerlandais - dispuut, krakelen, ruzie, heibel, twistgesprek, redetwist, marchanderen, ...
- marchandise en néerlandais - deskundig, handelswaar, waar, vaardig, buitendien, deskundige, handelsartikel, ...
- marchandises en néerlandais - opbrengst, koopwaar, product, waren, producten, handelswaar, gewrocht, ...
Mots aléatoires
Marchander en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: bedenken, brengen, overvloed, geleiden, dirigeren, administreren, overeenkomst, overwegen, achten, besturen, marchanderen, uitdelen, circulatie, ronddelen, beheren, mennen, afdingen, knibbelen, onderhandelen, te onderhandelen
Traductions: bedenken, brengen, overvloed, geleiden, dirigeren, administreren, overeenkomst, overwegen, achten, besturen, marchanderen, uitdelen, circulatie, ronddelen, beheren, mennen, afdingen, knibbelen, onderhandelen, te onderhandelen