Naître en néerlandais

Traduction: naître, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
muiten, ontspruiten, ontluiken, rebelleren, stijging, ontstaan, uitkomen, beklimming, opstand, opstaan, opslag, onlusten, geboren zijn, geboren, geboren worden, geboren te worden, geboren wordt
Naître en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): naître

naître antonymes, naître conjugaison, naître en anglais, naître et grandir, naître et mourir pour la paix, naître dictionnaire de langue néerlandais, naître en néerlandais

Traductions

  • navrer en néerlandais - nood, ellende, verwarring, beduusd, lijden, bedremmeld, beteuterd
  • naît en néerlandais - geboren, Born, geboorte, Van geboorte, Geboren op
  • naïade en néerlandais - najade, zoetwatermoessel, naiad, waternimf, Fonteinkruid
  • naïf en néerlandais - schuldeloos, onbedorven, openhartig, argeloos, oprecht, onnozel, eerlijk, ...
Mots aléatoires
Naître en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: muiten, ontspruiten, ontluiken, rebelleren, stijging, ontstaan, uitkomen, beklimming, opstand, opstaan, opslag, onlusten, geboren zijn, geboren, geboren worden, geboren te worden, geboren wordt