Pouvoir en néerlandais
Traduction: pouvoir, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
bevoegdheid, zwiepen, wijze, kantoor, toediening, bureau, bevoegd, zwieren, toezicht, machtiging, tak, stoutmoedigheid, autoriteit, zwaaien, besturen, beheren, vermogen, macht, kracht, mogendheid, stroom
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): pouvoir
cinquième pouvoir, conjugaison, jeux de pouvoir, le pouvoir, marches du pouvoir, pouvoir dictionnaire de langue néerlandais, pouvoir en néerlandais
Traductions
- poussés en néerlandais - geduwd, duwde, geschoven, gedrukt, schoof
- poutre en néerlandais - balk, straal, ribbe, onderlegger, spaak, hout, bos, ...
- pouvons en néerlandais - zitvlak, kunnen, bips, kleding, kont, achterste, toilet, ...
- poux en néerlandais - luizen, luis, de luizen, hoofdluis, van luizen
Mots aléatoires
Pouvoir en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: bevoegdheid, zwiepen, wijze, kantoor, toediening, bureau, bevoegd, zwieren, toezicht, machtiging, tak, stoutmoedigheid, autoriteit, zwaaien, besturen, beheren, vermogen, macht, kracht, mogendheid, stroom
Traductions: bevoegdheid, zwiepen, wijze, kantoor, toediening, bureau, bevoegd, zwieren, toezicht, machtiging, tak, stoutmoedigheid, autoriteit, zwaaien, besturen, beheren, vermogen, macht, kracht, mogendheid, stroom