Prévoir en néerlandais

Traduction: prévoir, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
project, voorspellen, prejudiciëren, vooruitlopen, voorspelling, beramen, strekking, voorzien, prognose, concept, anticiperen, vooruitzien, verwachting, beduiden, ontwerpen, zin, verschaffen, verstrekken, zorgen voor, voorzien van
Prévoir en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): prévoir

conjuguer prévoir, groupe prévoir, il faut prévoir, prevoir, prédire l'avenir, prévoir dictionnaire de langue néerlandais, prévoir en néerlandais

Traductions

  • prévit en néerlandais - voorzag, voorzagen, voorzag in
  • prévoient en néerlandais - voorzien, verwachten, vooruitzien, verschaffen, verstrekken, zorgen voor, voorzien van
  • prévois en néerlandais - voorzien, vooruitzien, verwachten, plan, gepland, plannen, plattegrond, ...
  • prévoit en néerlandais - biedt, geeft, levert, voorziet, zorgt
Mots aléatoires
Prévoir en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: project, voorspellen, prejudiciëren, vooruitlopen, voorspelling, beramen, strekking, voorzien, prognose, concept, anticiperen, vooruitzien, verwachting, beduiden, ontwerpen, zin, verschaffen, verstrekken, zorgen voor, voorzien van