Relater en néerlandais
Traduction: relater, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
verordenen, bevelen, verhalen, regelen, schikken, debiteren, vertellen, aanvragen, opgeven, gelasten, zeggen, sommeren, bestellen, betrekking, betrekking hebben, hebben betrekking, verband
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): relater
définition relater, relater antonymes, relater de, relater des faits, relater en anglais, relater dictionnaire de langue néerlandais, relater en néerlandais
Traductions
- relance en néerlandais - bevorderen, opdrijven, herleving, wederopleving, heropleving, opwekking, opleving
- relancer en néerlandais - opgooien, afkeuren, afdanken, royeren, gooien, ontslaan, ontzetten, ...
- relatif en néerlandais - familielid, eventueel, respectief, verwant, relatief, bloedverwant, gebeurlijk, ...
- relation en néerlandais - melden, verband, reportage, voeling, opzicht, verhouding, verwantschap, ...
Mots aléatoires
Relater en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: verordenen, bevelen, verhalen, regelen, schikken, debiteren, vertellen, aanvragen, opgeven, gelasten, zeggen, sommeren, bestellen, betrekking, betrekking hebben, hebben betrekking, verband
Traductions: verordenen, bevelen, verhalen, regelen, schikken, debiteren, vertellen, aanvragen, opgeven, gelasten, zeggen, sommeren, bestellen, betrekking, betrekking hebben, hebben betrekking, verband