S'accroître en néerlandais
Traduction: s'accroître, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
wassen, opdrijven, vermeerderen, uitbreiden, ophogen, aangroeien, groei, verheffen, vergroten, verhoging, toenemen, uitbouwen, toename, verhogen, te verhogen, te vergroten
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): s'accroître
s'accroitre définition, s'accroître au conditionnel, s'accroître au passé simple, s'accroître conj, s'accroître conjugaison, s'accroître dictionnaire de langue néerlandais, s'accroître en néerlandais
Traductions
- s'accoupler en néerlandais - eega, paren, echtgenote, stuurman, mate, partner, maat, ...
- s'accrocher en néerlandais - kleven, hou vol, hangen op, hangen, hangen aan, te hangen op
- s'accumuler en néerlandais - opstapelen, ophopen, tassen, opeenstapelen, accumuleren, opeenhopen, verzamelen, ...
- s'accélérer en néerlandais - versnellen, te versnellen, bespoedigen, versneld, versnellen van
Mots aléatoires
S'accroître en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: wassen, opdrijven, vermeerderen, uitbreiden, ophogen, aangroeien, groei, verheffen, vergroten, verhoging, toenemen, uitbouwen, toename, verhogen, te verhogen, te vergroten
Traductions: wassen, opdrijven, vermeerderen, uitbreiden, ophogen, aangroeien, groei, verheffen, vergroten, verhoging, toenemen, uitbouwen, toename, verhogen, te verhogen, te vergroten