Savoir en néerlandais
Traduction: savoir, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
wetenschappen, kennis, opzettelijk, kunde, bekendheid, kennen, verstand, wetenschap, medeweten, weten, weet, jij, kent
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): savoir
comment, comment ca marche, comment savoir, conjugaison, il faut savoir, savoir dictionnaire de langue néerlandais, savoir en néerlandais
Traductions
- savetier en néerlandais - schoenlapper, schoenmaker, schoenpoetser, cobbler, schoenmakers
- saveur en néerlandais - luchtje, voorkeur, aperitief, smakken, snoepen, gehemelte, reuk, ...
- savoir-faire en néerlandais - bekwaamheid, kundigheid, weten hoe, weet hoe, hoe, weten, weet
- savon en néerlandais - zeep, soap, zepen
Mots aléatoires
Savoir en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: wetenschappen, kennis, opzettelijk, kunde, bekendheid, kennen, verstand, wetenschap, medeweten, weten, weet, jij, kent
Traductions: wetenschappen, kennis, opzettelijk, kunde, bekendheid, kennen, verstand, wetenschap, medeweten, weten, weet, jij, kent