Succéder en néerlandais
Traduction: succéder, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
doorkomen, klaarspelen, slagen, te slagen, succes, lukt, succesvol
Autres langues
Mots associés / Définition (def): succéder
se succéder, succéder accord, succéder antonymes, succéder au moyen age, succéder conjugaison, succéder dictionnaire de langue néerlandais, succéder en néerlandais
Traductions
- succédant en néerlandais - slagen, opvolgende, daaropvolgende, opeenvolgende, het slagen
- succédané en néerlandais - vervanging, afstammeling, aflossing, inboeten, opvolgster, nakomeling, opvolger, ...
- succédez en néerlandais - doorkomen, klaarspelen, slagen, zijn, bent, is, worden, ...
- succédons en néerlandais - doorkomen, klaarspelen, slagen
Mots aléatoires
Succéder en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: doorkomen, klaarspelen, slagen, te slagen, succes, lukt, succesvol
Traductions: doorkomen, klaarspelen, slagen, te slagen, succes, lukt, succesvol