Susurrer en néerlandais - Traduction / Dictionnaire français

susurrer antonymes, susurrer conjugaison, susurrer dictionnaire, susurrer définition, susurrer définition synonyme, susurrer dictionnaire de langue néerlandais, susurrer en néerlandais

Traductions

sustentation en néerlandais - voortzetten, volhouden, voedingsmiddel, voeder, dragen, voortduren, ophouden, ...
sustenter en néerlandais - schragen, doorstaan, ophalen, voeden, dresseren, opkweken, opvoeding, ...
sut en néerlandais - wist, kende, wisten, kenden, wist dat
suture en néerlandais - rimpel, vore, plooi, frons, groef, vouw, hechting, ...

Mots aléatoires

Susurrer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: snorren, smoezelen, gonzen, gefluister, ritselen, smoezen, ruisen, brommen, murmelen, fluisteren, fluistering, Whisper, fluisterend