Suture en néerlandais
Traduction: suture, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
rimpel, vore, plooi, frons, groef, vouw, hechting, steek, zog, voor, voeg, fronsen, naad, hechten, dichtnaaien, geul, hechtdraad, hechtmateriaal, hechtingen, voorziene hechtdraad
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): suture
cicatrisation suture, colle suture, fil de suture, fil suture, fils de suture, suture dictionnaire de langue néerlandais, suture en néerlandais
Traductions
- susurrer en néerlandais - snorren, smoezelen, gonzen, gefluister, ritselen, smoezen, ruisen, ...
- sut en néerlandais - wist, kende, wisten, kenden, wist dat
- suturer en néerlandais - steek, hechting, hechtdraad, hechtmateriaal, hechtingen, voorziene hechtdraad
- suède en néerlandais - suede
Mots aléatoires
Suture en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: rimpel, vore, plooi, frons, groef, vouw, hechting, steek, zog, voor, voeg, fronsen, naad, hechten, dichtnaaien, geul, hechtdraad, hechtmateriaal, hechtingen, voorziene hechtdraad
Traductions: rimpel, vore, plooi, frons, groef, vouw, hechting, steek, zog, voor, voeg, fronsen, naad, hechten, dichtnaaien, geul, hechtdraad, hechtmateriaal, hechtingen, voorziene hechtdraad