Trépasser en néerlandais
Traduction: trépasser, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
eindigen, aflopen, versmachten, doodgaan, ondergaan, ophouden, overlijden, creperen, sterven, verlopen, uitraken, verscheiden, omkomen, voorbijgaan, vergaan, vergaat, doorga
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): trépasser
proposer passé simple, trépasser antonymes, trépasser conjugaison, trépasser dico, trépasser définition, trépasser dictionnaire de langue néerlandais, trépasser en néerlandais
Traductions
- trémie en néerlandais - trechter, hopper, vultrechter, vuilvergaarbak, reservoir
- trépas en néerlandais - overlijden, versterf, sterfgeval, fortuin, lotsbestemming, lot, levenslot, ...
- trépidant en néerlandais - bezet, hectische, hectisch, hectiek, drukke, jachtige
- trépidation en néerlandais - vibratie, trilling, trillingen, tremor, beven, trillen, beving
Mots aléatoires
Trépasser en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: eindigen, aflopen, versmachten, doodgaan, ondergaan, ophouden, overlijden, creperen, sterven, verlopen, uitraken, verscheiden, omkomen, voorbijgaan, vergaan, vergaat, doorga
Traductions: eindigen, aflopen, versmachten, doodgaan, ondergaan, ophouden, overlijden, creperen, sterven, verlopen, uitraken, verscheiden, omkomen, voorbijgaan, vergaan, vergaat, doorga