Vivre en néerlandais

Traduction: vivre, Dictionnaire: français » néerlandais

Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
aanhouden, beklijven, volhouden, hoeden, uithouden, steunen, schoren, bedwingen, bewaren, duren, ondersteuning, standhouden, voortgaan, bewaken, bergen, voortduren, leven, wonen, te leven, woont, leeft
Vivre en néerlandais
Mots associés
Autres langues

Mots associés / Définition (def): vivre

a vivre, art de vivre, je veux vivre, joie de vivre, le bon vivre, vivre dictionnaire de langue néerlandais, vivre en néerlandais

Traductions

  • vivons en néerlandais - leven, wonen, levend, standhouden, levendig, huizen, resideren, ...
  • vivoter en néerlandais - groeien, vegeteren
  • vivres en néerlandais - voeding, eten, spijs, gerecht, voedingsmiddel, kost, voeder, ...
Mots aléatoires
Vivre en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: aanhouden, beklijven, volhouden, hoeden, uithouden, steunen, schoren, bedwingen, bewaren, duren, ondersteuning, standhouden, voortgaan, bewaken, bergen, voortduren, leven, wonen, te leven, woont, leeft