Voisiner en néerlandais
Traduction: voisiner, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
belenden, worden in de buurt, in de buurt, in de buurt van, de buurt, de buurt van
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): voisiner
avoisiner définition, conjugaison avoisiner, voisiner antonymes, voisiner au grand age, voisiner avec, voisiner dictionnaire de langue néerlandais, voisiner en néerlandais
Traductions
- voisin en néerlandais - dichtmaken, volgend, buurman, nabij, dichtdoen, eerstvolgend, naburig, ...
- voisinage en néerlandais - waardering, eerstvolgend, aanstaand, nabijheid, hiernaast, verwantschap, naburig, ...
- voit en néerlandais - ziet, beschouwt, ziet een, ziet een open, zorgt
- voiture en néerlandais - vervoer, onderwijzen, spoorwagen, voertuig, autobus, wagon, bestelauto, ...
Mots aléatoires
Voisiner en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: belenden, worden in de buurt, in de buurt, in de buurt van, de buurt, de buurt van
Traductions: belenden, worden in de buurt, in de buurt, in de buurt van, de buurt, de buurt van