Abitazione in olandese
Traduzione: abitazione, Dizionario: italiano » olandese
Lingua di partenza:
italiano
Lingua di destinazione:
olandese
Traduzioni:
onderdak, toneelwezen, bewoning, toneel, kwartier, huishouding, logies, huisvesting, theater, familie, gezin, huizen, geslacht, huishouden, onderkomen, domicilie, huis, thuis, naar huis, woning, Startpagina
Parole correlate
Altre lingue
Parole correlate: abitazione
abitazione antonimi, abitazione civile, abitazione coniugazione, abitazione cruciverba, abitazione di lusso, abitazione dizionario di lingua olandese, abitazione in olandese
Traduzioni
- abitante in olandese - ingezetene, inwoner, bewoner, inwoners, inwoneres
- abitare in olandese - huizen, leven, levend, levendig, wonen, standhouden, resideren, ...
- abito in olandese - set, kostuum, stel, complet, verloop, voegen, gewaad, ...
- abituale in olandese - algemeen, park, gebruikelijk, plat, gewoon, alledaags, gemeenschappelijk, ...
Parole a caso
Abitazione in olandese - Dizionario: italiano » olandese
Traduzioni: onderdak, toneelwezen, bewoning, toneel, kwartier, huishouding, logies, huisvesting, theater, familie, gezin, huizen, geslacht, huishouden, onderkomen, domicilie, huis, thuis, naar huis, woning, Startpagina
Traduzioni: onderdak, toneelwezen, bewoning, toneel, kwartier, huishouding, logies, huisvesting, theater, familie, gezin, huizen, geslacht, huishouden, onderkomen, domicilie, huis, thuis, naar huis, woning, Startpagina